Mark Zuckerberg en lid van Europese Commissie Vera Jourova in Brussel.
Om met het goede nieuws te beginnen: steeds meer Europeanen hebben toegang tot (snel) internet en gebruiken dat ook voor allerlei zaken. Van Netflix tot online winkelen en het vergaren van informatie. Ook goed: met dank aan kunstmatige intelligentie (AI) kan de gezondheidszorg worden verbeterd. AI kan bijvoorbeeld doktoren helpen bij het stellen van diagnoses of voorstadia van kanker zien die voor specialisten nog onzichtbaar zijn.
Maar er is één groot probleem, zegt de Europese Commissie in zijn woensdag te presenteren rapport Europe fit for the Digital Age: Europeanen gebruiken vooral technieken en platformen die buiten Europa zijn gemaakt. En deze hebben niet het belang van de Europese burger vooropstaan: ‘Als we willen dat dat soort oplossingen Europese burgers helpen, dan moeten we die technologieën in Europa maken volgens onze standaarden en behoeftes.’
Het is nogal een breed spectrum aan problemen dat de commissie beschrijft. ‘Succesvolle platformen zijn zo groot en belangrijk geworden dat ze in staat zijn een systematische rol in onze economie en maatschappij te spelen.’ De gevolgen zijn legio: burgers hebben geen idee wat er met hun gegevens gebeurt; sociale media verspreiden desinformatie en haat; democratische systemen dreigen ondermijnd te worden; onderbetaalde werknemers; techbedrijven die geen belasting betalen waar dat hoort en, tot slot, kleine lokale bedrijven die er niet meer aan te pas komen omdat ze worden weggevaagd door het grote geld van de techbedrijven. Dat is nogal wat.
Misschien wel het belangrijkste puzzelstukje: data. Data zijn de grondstof voor kunstmatige intelligentie, maar ook voor het verdienmodel van Google en Facebook. Zij maken gratis en veelgebruikte diensten in ruil voor de gegevens van hun gebruikers. Daardoor kunnen ze onvoorstelbare hoeveelheid geld verdienen en ook nog eens hun eigen AI-systemen steeds beter maken en hun producten verbeteren. Waardoor ze nog meer gebruikers krijgen. Logisch dus dat het rapport van de commissie vergezeld wordt door twee aparte studies over AI en data.
In het plan dat Europa de komende vijf jaar moet opstuwen in de vaart der volkeren noemt de commissie drie pijlers. De eerste is dat technologie ten alle tijde in dienst moet staan van de mens. Of liever nog: de mens moet centraal staan. Dat betekent dat iedereen mee moet doen. Europeanen moeten dus digitaal vaardiger worden en er moeten 500 duizend extra digitale specialisten worden opgeleid, met een nadruk op vrouwen. Ook legt het rapport veel nadruk op vertrouwen. Burgers moeten het digitale domein evenveel gaan vertrouwen als de ouderwetse wereld. Probleempunt hierbij is onder meer de verspreiding van desinformatie of haat via de grote platformen.
Bedrijven als Facebook moeten daarin meer verantwoordelijkheid nemen, werd maandag extra duidelijk toen topman Mark Zuckerberg in Brussel drie eurocommissarissen bezocht. Tegelijkertijd schreef hij een opiniestuk in The Financial Times waarin hij pleit voor regels, bijvoorbeeld rondom politieke advertenties op zijn platform. Daarmee maakt hij het zichzelf te gemakkelijk, was de duidelijke boodschap van zijn gesprekspartners: Facebook moet eindelijk eens zijn verantwoordelijkheid nemen en zelf in actie komen.
Tweede pijler is een eerlijke en concurrerende economie. Op dit moment wordt deze gedomineerd door een handvol machtige bedrijven die alles naar zich toe trekken. Om dit te veranderen, zal Europa zijn eigen ‘world leading cutting edge’-technologieën moeten gaan ontwikkelen, gebaseerd op Europese waarden met privacy en transparantie hoog in het vaandel. Het aantal bedrijven dat AI gebruikt, zal binnen nu en vijf jaar verdrievoudigd moeten zijn, staat in het rapport. Hiervoor moet in totaal 20 miljard dollar worden vrijgemaakt uit zowel private als publieke middelen. Dat is hard nodig, want de commissie wijst erop dat de AI-investeringen in Europa in 2016 3,2 miljard euro bedroegen, in Noord-Amerika 12,1 miljard en in Azië 6,5 miljard. De verschillen zullen alleen nog maar groter zijn geworden.
Verder moet het gebruik van data omhoog. Centraal staan zogenoemde ‘data-spaces’: één grote Europese markt voor data. Idee is dat de gegevens van burgers worden beschermd zonder tegelijk de datastroom in te dammen. Nu nog profiteren bedrijven en overheden veel te weinig van elkaars gegevens.
De Commissie wijst op de risico’s die samenhangen met het gebruik van algoritmes. Een in het rapport genoemd voorbeeld is een algoritme dat sollicitanten selecteert voor een baan waarin voornamelijk mannen werkzaam zijn. Het risico hierbij is dat mannen in het voordeel zijn in de procedure omdat het systeem met de gegevens van mannen is getraind. Een ander voorbeeld is het gebruik van gezichtsherkenning. Ook hier liggen gevaren op de loer als zo’n systeem eenzijdig is getraind met bijvoorbeeld data van voornamelijk witte mensen. Europa wil ook voor Chinese of Amerikaanse bedrijven kunnen bepalen met welke data ze hun systemen trainen als deze binnen Europa worden gebruikt.
Derde en laatste pijler is het idee dat technologie de wereld moet verbeteren. Zo kan AI een rol spelen bij betere gezondheidszorg en schonere energie. Ook hier noemt het rapport een aantal concrete maatregelen. Datacentra zullen bijvoorbeeld in 2025 energieneutraal moeten zijn. Tegen die tijd hebben alle Europeanen ook een elektronisch patiëntendossier.
Jeroen van den Hoven, hoogleraar ethiek en techniek aan de TU Delft, was lid en rapporteur van de European Group on Ethics, die de Europese Commissie twee jaar geleden adviseerde over ethiek en AI. Nu hij de plannen leest, is hij content: ‘De verwachtingen waren hooggespannen en het plan voldoet daar aan. Het is erg ambitieus, maar dat is ook hoog nodig. Europa moet vooruit op vele gebieden: klimaat, transport, energie. AI speelt daar een hoofdrol in.’
Volgens Van den Hoven is er maar één oplossing: technologie zo ontwerpen dat ethische kernwaarden zoals privacy zitten ingebakken. ‘Hier heeft Europa een voordeel ten opzichte van Google en Facebook die ethiek als noodzakelijk kwaad zien. Ze zijn er alleen mee bezig omdat er anders boetes komen.’
Maarten de Rijke, universiteitshoogleraar AI aan de Universiteit van Amsterdam, is terughoudender over de Brusselse plannen. Hij vindt dat de beleidsmakers veel te veel aan het woord zijn. ‘Ze gaan zich met de inhoud van AI-wetenschap en — innovatie bemoeien. Dat moeten ze niet doen. Je moet dat aan onderzoekers en ondernemers overlaten.’
Ook vindt De Rijke het raar dat Brussel de strijd om de consumentendata al lijkt te hebben opgegeven: ‘Dat lijkt me niet de juiste houding. Nu zeggen ze: we richten ons op industriële data.’ Ander pijnpunt is de ontwikkeling van AI-talent. ‘Er staat daar wel wat over in, maar wat mij betreft te weinig prominent. Alles begint met talent.’ In het idee van een centraal Europees AI-centrum waar talent vanzelf op af komt, gelooft hij niet. ‘Dat is een geldverslindend instrument dat de sociaal-economische impact van AI niet helpt.’
Een teleurstelling dus? ‘Nee, er staan ook goede dingen in. Maar ik denk wel: schiet nou toch eens op. De tijd dringt.’
Meer over de macht van de Big Tech en de strijd om data:
Interview met Maarten de Rijke: ‘Regering moet veel meer investeren in kunstmatige intelligentie’
Recordboetes, privacyschendingen en onderzoeken: Big tech is zijn vrijbrief kwijt
Nee, zo had Tim Berners Lee het in 1989 niet bedoeld toen hij het World Wide Web ontwierp: enkele grote techbedrijven die de dienst uitmaken. Nu wil hij de macht teruggeven aan de consument.
Комментариев нет:
Отправить комментарий